Gecontroleerde veiligheid.
Wij garanderen een onberispelijke werking van onze baan alleen met
originele Märklin-transformators. De transformators moeten
tegen vochtigheid worden beschermd en zijn niet toegestaan om buiten te
werken. Alleen op wisselstroom aansluiten.
Respecteer ook de gebruiksaanwijzingen van de apparaten.
Exploitatie van meerdere treinen met gescheiden circuits.
Wanneer in de conventionele rij-uitvoering meerdere treinen
onafhankelijk van elkaar moeten worden ingezet, wordt de installatie in
meerdere circuits ingedeeld. Elk circuit krijgt een transformator en
minstens een aansluitrail toegewezen, en wordt eenvoudig elektrisch
gescheiden via een middengeleiderscheiding (74030, 5022 of 7522). De
sporen hebben in het Märklin-H0-systeem overal hetzelfde
vermogen en mogen niet worden onderbroken. De circuits kunnen gesloten
routes zijn, zoals de meeste hoofdroutes, maar ook andere spoorsecties
met een eigen exploitatie. Hiertoe worden nevensecties,
stationsemplacementen, rangeersporen, rangeergebieden of depots
aangeboden. Zo bestaat ook de mogelijkheid om tegelijk met de volledig
automatische exploitatie van de spoorlijn extra locomotieven
afzonderlijk aan te sturen.
Ook de bovenleiding van het geëlektrificeerde traject wordt in
de regel als telkens een extra circuit op een eigen transformator
aangesloten. Op die manier kunnen de ingezette locomotieven die via
bovenleiding rijden onafhankelijk worden bestuurd van de rijtuigen die
over de middengeleider worden gevoed. Meerdere bovenleidingcircuits
moeten via het scheidingsrijdraadstuk 7022 worden gescheiden. Opgenomen
elektrisch vermogen van locomotieven en accessoires. Het
uitgangsvermogen (in VA) dat op de transformator is aangegeven, stelt
het opgenomen elektrische vermogen voor van alle verbruikers op het
beschikbare circuit. Enkele berekeningsvoorbeelden: Onder belasting
hebben kleinere locomotieven (vb. tenderloc 30001 en dergelijke)
ongeveer 9 VA nodig, grotere locomotieven (vb. dieselloc 33803)
ongeveer 12 VA. Het opgenomen elektrische vermogen van de
treinverlichtingen hangt af van de ingebouwde gloeilampen en bedraagt
meestal minder dan 2 VA per wagen. Na aftrek van het vermogen dat voor
het spoor nodig is, kan de overgebleven reserve van de transformator op
de lichtuitgang voor elektrische accessoires worden benut. Hier
gebruiken gloeilampen tussen 0,5 en 1 VA (zie tabel "Gloeilampen voor
accessoires") en wissel- of signaalaandrijvingen bij schakelen ongeveer
6 VA. Andere elektrische accessoires moeten op extra
lichttransformators worden aangesloten.
De veiligheidstransformator 66471 is geen speelgoed voor kinderen.
Viele
Tutorials, Produktvideos und Reportagen über die Welt der
Modelleisenbahn finden Sie in unserem Märklin YouTube
Channel.